Grepen uit de geschiedenis Epe

Epe, (Emst) en Oene rond 1830 bij het begin van het kadaster.
door G. Kouwenhoven

Inleiding
De gemeente Epe kent twee kadastrale gemeenten, namelijk Vaassen enerzijds en Epe - Oene anderzijds. Binnen de grenzen van de kadastrale gemeente Epe - Oene liggen een aanzienlijk aantal buurtschappen, waarvan er in de tweede helft van de negentiende eeuw één zich zou ontwikkelen tot kerkdorp, namelijk Emst. Als eerste stap op de weg van ontwikkeling tot dorp werd enkele jaren na de invoering van het kadaster op grond van de Buurtschap Emst een schoolgebouw neergezet. Vast staat echter dat er reeds in de 18de eeuw in Emst is les gegeven.
Het grondgebied van de kadastrale gemeente Epe - Oene heeft een onregelmatige min of meer rechthoekige vorm met een langere oost-west-as dan noord-zuid-as. De westgrens in het hoge heidegebied (thans meest bosgebied) is langer dan de oostgrens. Globaal is de oost-west-as zestien kilometer. De noord-zuid-as varieert van twaalf kilometer in het westen tot nog geen vier kilometer in het oosten.
Van west naar oost is het hoogteverschil ongeveer 65 meter. Het hoogste punt in het westen ligt op bijna 70 meter boven N.A.P., het laagste in het oosten op ruim twee meter. Dit hoogteverschil heeft niet alleen gevolgen voor het grondgebruik, maar het schept bovendien de mogelijkheid het water van de beken als energiebron voor de nijverheid te gebruiken. Langs de oostelijke rand van het hoge deel van de Veluwe treft men zodoende het gebruik van water als energiebron veelvuldig aan, bijvoorbeeld in Heerde, Epe, Vaassen en Apeldoorn. Door het hoogteverschil is het mogelijk om molens met bovenslagraderen te maken, waarbij het water dus boven op het rad loopt, welk type molens een hoger rendement hebben dan onderslagmolens. Epe heeft ten tijde van de kadastrering 13 watermolens, waarvan een de kopermolen van Zuuk, twee om koren tot meel te malen in Wissel en Zuuk en de overige tien om papier te maken. Hiervan liggen de meeste in Wissel en Zuuk en twee langs de noordgrens in Norel en Vemde. De enige windkorenmolen van die tijd staat logischerwijze in het dorp Oene, alwaar geen watermolen kon worden gelegd.
Het hoogteverloop is desondanks niet overal even gunstig voor natuurlijke afwatering en daarom treffen we als zeldzame verschijning in deze streken in sectie M, Emst nr 361, een poldermolen aan die het Vossenbroek bemaalde en het overtollige water uitsloeg op de Grift. In 1699 is deze molen door Jan Hendrik van Isendoorn voor een bedrag van f 3682 vernieuwd. In de negentiende eeuw is voor deze molen nog eens een roede gekocht van Riga-grenen hout van 61 voet lang (ongeveer 17 1/2 meter). Gezien deze afmeting, en het feit dat een landmeter het over de "standaard" van deze molen heeft (zie hierna bij 3 de driehoeksmeting), gaat het waarschijnlijk om een "spinnekop", mogelijk met een open onderbouw. Reeds op een kaart van 1634 van Nicolaas van Geelkercken komt op deze plek een poldermolen voor. (Bijdr Med Gelre LXXV 1984, blz. 95). Aangezien ook tijdens de kadastrering de meeste percelen in het Vossenbroek nog in eigendom zijn van een Van Isendoorn, kunnen we spreken van een privépoldertje, compleet met gemaal. In 1895 krijgen de eigenaars van dat moment, twee Baronnen van der Feltz, toestemming om er een stoomgemaal van te maken. Later heeft hier een ijzeren "windmotor" het water uitgemalen en nog heden ten dage is er ter plekke een gemotoriseerd gemaaltje.
Het gebied tussen het Kanaal en de IJssel vormt een langgerekte kom van boven Twello tot beneden Wapenveld. Naar het oosten, dicht bij de IJssel toe wordt het bodemniveau weer iets hoger. Dit terrein behoort tot de polder Veluwe, die in de 19e eeuw beneden Wapenveld zonder bemaling via sluizen afwatert. In natte tijden levert dat problemen op, zoals bij de indeling van weilanden in klassen blijkt. De vele veldnamen in dit gebied eindigend op -broek zijn dan ook veelzeggend.
Sedert 1829 verbindt het Apeldoorns Kanaal Epe met de IJssel en de IJsselsteden Zwolle en Kampen. Van Kampen kan men verder over de Zuiderzee met een beurtveer naar Amsterdam reizen. De aanleg van het Kanaal betekent een doorbraak in de ontsluiting van de oostelijke Veluwe. In 1844 wordt het isolement nog verder teruggedrongen, doordat de weg van Hattem over Epe naar Het Loo met grind wordt verhard, waardoor de begaanbaarheid in alle jaargetijden sterk is verbeterd. De aanleg van de spoorlijn Zwolle - Apeldoorn laat dan echter nog 43 jaar op zich wachten.

1 De grenzen van de kadastrale gemeente
Op 10 september 1831 begeeft landmeter A.U. Machen zich naar Epe om de grenzen van de kadastrale gemeente vast te stellen. Hij treft uiteraard burgemeester Gustaaf Willem van der Feltz, alsmede dezelfde heren R.J. van Zuuk en A.G. van Essen, die, als plaatselijk goed bekend zijnde, ruim een maand later ook zullen helpen met het vaststellen van de grenzen van de kadastrale gemeente Vaassen. Beginnende in het meest noordwestelijke punt, op de grens met Heerde, midden op de Nieuwe Hessenweg, in de nabijheid van de herberg De Dellen, lopen de heren dan de grens langs, richting Oost, vervolgens Zuid en West. Ze houden zodoende de gemeente Epe - Oene steeds aan hun rechterhand en links hebben ze op deze wijze achtereenvolgens het grondgebied van Heerde, Veessen, Olst, Nijbroek, Vaassen, Nunspeet, Doornspijk en Oldebroek. De grens loopt van de Nieuwe Hessenweg in Zuidoostelijke richting over de Douwels Kap en Galgenberg in de Renderklippen, in de richting van een naamloze beek. Deze beek wordt gevolgd tot die zuidelijk afbuigt en dan is een greppel de grens. Vervolgens wordt de Heerderweg dwars overgestoken tot de Molenbeek wordt bereikt. Deze is grens tot de Grift. Dan gaat de grens rechtsom een stukje door het midden van de Grift, vervolgens linksom dwars het kanaal over naar een waterlozing die de grens vormt tot de Nieuwe Wetering. Ook deze laatste wordt rechtsom gaand voor een gedeelte gevolgd tot de Leigraaf. Dan weer linksom gaande wordt de Leigraaf gevolgd tot de Grote Wetering. Dit punt is tevens de grens tussen Heerde en Veessen en hier wordt afscheid genomen van de Heerdenaren J. van Meurs, B. Boeve en J. Dikkeschei en wordt de reis voortgezet met de Veessenaren O. Tulleken, B van Laar en H. Vinke. Van hier wordt dwars doorgestoken naar de Terwoldse Wetering en van daar tot in het midden van de rivier de IJssel. "Hier ter plaatse gekomen zijnde, is ons gebleken, dat dezelve de scheiding maakte tusschen de grondgebieden van Epe & Oene en Veessen...en het grondgebied van Olst".
Hier worden de Veessenaren afgelost door de assessor (is wethouder) van Olst A. van Wilpe en de twee aanwijzers J. Lindeboom en G. Beltman. De grens met Olst wordt hier gevormd door het midden van de IJssel stroomopwaarts gaande tot een sloot ten Zuiden van het weiland van L. Voorhorst. Deze sloot vormt de grens in westelijke richting door de uiterwaarden tot de dijk. Deze wordt dwars overgestoken en in dezelfde richting wordt wederom een sloot gevolgd tot de Waterlozing. Deze vormt de grens in zuidelijke richting tot waar deze samenkomt met de Terwoldse Wetering. Hier begint de grens met Nijbroek en maken wij kennis met P.P. Everts, burgemeester, en W.J. van Enter en W.M. van Dragt, aanwijzers van Voorst. Van hier wordt dwars doorgestoken naar de Grote Wetering, welke linksom stroomop wordt gevolgd tot een eindje voorbij de Leugenbrug, waar de grens met Vaassen begint en we de gemachtigde P. de Bruin ontmoeten.
De aanwijzers van Vaassen zijn al in het gezelschap, het zijn dezelfde als die van Epe. Van hier gaat het globaal in westelijke richting, dwars over de Middelwetering, de Nieuwe Wetering, het Kanaal, de Grift en de weg van Vaassen naar Epe. Tot zover wordt veel van sloten gebruik gemaakt om de grens te bepalen. Meer naar het westen, op de hogere gronden, behelpt men zich met zandhopen, die doelen worden genoemd, en droge sloten, beide klaarblijkelijk opgeworpen en gegraven om als grensmarkering te dienen. Vervolgens wordt ter hoogte van Gortel naar het Zuidwesten afgebogen en dienen grenspalen als markering. Daarna is de Traa- of Brandweg van het Vreebos de grens tot het punt met twee grenspalen, alwaar Vaassen, Epe en Nunspeet aan elkaar grenzen. Op die plaats geven ook aanwijzers van Nunspeet, de heren E.J. en B. van Brinkhorst en R. Martinius, hun fiat aan de grensbepaling.
Met deze heren wordt ook de grens met Nunspeet verder vervolgd, welke wordt gekenmerkt door een greppel en vier grenspalen, gaande globaal in Noordelijke richting dwars over een naamloze weg, de Hogeweg, de Prinsenweg en de weg van Elspeet naar Garderen tot aan de Traa- of Brandweg van het Gortesche bos. Deze weg vormt vervolgens de grens, tot die rechtsaf gaat. De grens wordt voortgezet door een greppel tot een grenspaal waar Nunspeet en Epe aan Doornspijk grenzen.
Aldaar wordt afscheid genomen van de Nunspeter heren en ontmoeten wij de burgemeester en aanwijzers van Doornspijk: Van Sweren, K. van der Maate en J. Fiks. De grens met Doornspijk is één rechte lijn, bepaald door twee grenspalen, lopend in Noordoostelijke richting, tot een paal midden op de Nieuwe Hessenweg. Hier treffen we de burgemeester en aanwijzers van Oldebroek, de heren D. Halfkamer, D.A. de Hen en L. van Dorp, die aangeven dat de grens met Oldebroek wordt gevormd door het midden van genoemde Nieuwe Hessenweg tot het punt waar de grensbepaling is begonnen, vlak bij de herberg De Dellen, alwaar men ongetwijfeld een slokje op de goede afloop heeft genomen.

2 De secties
De kadastrale gemeente Epe - Oene is in 1832 in twintig secties verdeeld. "De verdeeling der gemeente in sectiën, ... behoort de landmeter te trachten, dezelve in te rigten overeenkomstig de plaatselijke gewoonten, en vooral in dezelve natuurlijke en onveranderlijke grenzen te volgen. Het is noodig de sectiën omtrent onderling gelijk te maken, en derzelver getal niet nutteloos te vermenigvuldigen. Eene sectie moet in het algemeen niet grooter zijn dan van 200 tot 400 morgens; derzelver getal moet ten minste drie en ten hoogste 7 of 8 zijn; de eenige uitzondering op dezen regel is voor gemeenten, welke minder dan 100, en die, welke meer dan 3000 morgen bevatten". De gemeente Epe - Oene behoort dus duidelijk tot de grotere met twintig secties. "Elke sectie moet niet alleen worden aangewezen door de letters van het alphabet, maar ook door den in de gemeente gebruikelijken naam... Deze benaming maakt de kennis van dezelve gemakkelijk voor de belastingschuldigen, en wijst hun op de zekerste wijze de ligging hunner egendommen aan". Aan de voorwaarde van gebruikelijke herkenbare namen is in de Eper situatie goed voldaan. De volgende secties komen in Epe - Oene voor:

A De Wolberg
B Vemde
C Dijkhuizen
D Oosteroene
E Oene
F Dijkerrot
G Oenerbroek
H Horthoekerrot
I Het Broek
K Over de Grift
L Zuuk
M Emst
N Bloemendaal
O Emsterenk
P De Heide
Q Gortel
R Gortelse Bos
S Tongeren
T Wissel
U Epe

Het procesverbaal waarin de verdeling van de kadastrale gemeente in secties is vastgelegd...... Het grote oppervlak van de gemeente en de bodemgesteldheid, zowel voor wat betreft samenstelling als (hoogte)ligging, brengen met zich mee, dat er grote verschillen zijn tussen de diverse secties. Er zijn hoge en droge en lage en natte secties. Er zijn secties met haast alleen heide, er zijn secties met veel landbouw en er zijn secties met vrijwel alleen weiland. Er zijn hele grote vrijwel onbewoonde secties en er zijn tamelijk bevolkte secties.
Zo ligt in de grote westelijke secties A "De Wolberg" en P "De Heide" en R "Het Gortelse Bos" de meeste heide. In R "Het Gortelse Bos" bevindt zich ook veel bos, zoals de naam terecht doet veronderstellen. Verder is het bos zeer gelijkmatig verdeeld, maar dan veelal in houtwallen uiteraard, behalve in F "Het Dijkerrot" en G "Het Oenerbroek", de twee oostelijke secties, welke weinig bos bevatten. Dennen, duidend op een begin van ontginning van heide, komen voor in sectie A De Wolberg, maar opvallend weinig in sectie P De Heide en naar verhouding veel in sectie S Tongeren.
De secties waar vrijwel geen huizen voorkomen zijn in het westen A De Wolberg, P De Heide en R Het Gortelse Bos en in het oosten G Het Oenerbroek. Tussen de twee kleine enclaves in het westelijke heidegebied, S Tongeren en Q Gortel, is een opvallend verschil in aantal huizen: in Gortel meer dan twee keer zoveel als in Tongeren. De meeste huizen komen voor in sectie U Epe, T Wissel, M Emst, O Emsterenk en L Zuuk, variërend van meer dan honderd tot ruim 40. De overige secties hebben een verspreid huizenbestand van ruim tien tot bijna 30 stuks. Sectie E Oene houdt het midden tussen alles met 32 huizen.

3 De driehoeksmeting
De landmeter der eerste klasse L.C. Machen heeft op 1 december 1827 het register opgemaakt van de driehoeksmeting. "Het oogmerk van dezen arbeid is, om den landmeter in de gelegenheid te stellen met zekerheid en juistheid het plan op te nemen". Veertien vaste punten in het landschap: tien bomen, twee molens en de torens van Epe en Oene heeft hij gebruikt, aangevuld met 62 baken in het land geplaatst bij of op herkenbare plaatsen. Interessant detail daarbij is, dat bij de graanmolen van Oene de standaard als punt is gebruikt, zodat daaruit is af te leiden dat het om een standerdmolen gaat. Opvallend is dan weer dat van de poldermolen van het Vossenbroek ook de "standaard" als driehoekspunt is genomen, want een poldermolen heeft geen standaard, maar, indien het een wipmolen of een spinnekop is, wel een koker waarin de koningsspil draait. Voor een buitenstaander lijken deze molentypes wel op elkaar en is verwarring mogelijk, zeker als de voet open is. En van zowel een standerdmolen als een spinnekop of wipmolen is de standaard, resp. de koker hét onderdeel om in driehoeksmeting als vast punt te gebruiken, want het is een vast en duidelijk herkenbaar punt, terwijl alles wat hoger zit door de draaiing van het bovenhuis naar de wind, van plaats kan veranderen. De burgemeester moet er op letten dat de baken of palen niet worden omvergeworpen, weggenomen of verplaatst. "Het gebeurt dikwijls, dat de landbouwer, zonder eenig kwaad voornemen, met de ploeg de paal omstoot, en dezelve naderhand wederom oprigt, doch zeer zelden op dezelfde plaats en nooit zonder dat deze verplaatsing groote fouten in de driehoeksmeting ten gevolge heeft". Dusdoende heeft Machen de gemeente in 116 driehoeken opgedeeld en met deze basis is als het ware elke snipper grond in te meten. Alle driehoeken zijn genummerd van 1 tot 116.

4 De soorten van ongebouwde eigendommen
Het (akker-)bouwland is in vijf verschillende klassen ingedeeld, welke in belastbare opbrengst variëren van 4 tot 28 gulden per hektare, alle wat hoger gewaardeerd dan in Vaassen. Bij de indeling is gelet op de kwaliteit, dus wat er verbouwd kan worden en de ligging ten opzichte van de dorpen: hoe dichterbij, hoe gunstiger. De middelste klasse, welke zeer veel voorkomt, is zandgrond waarop rogge en boekweit kan worden verbouwd. De mindere klassen zijn schraler, hoger en droger gelegen, of juist lager en op grotere afstand van de dorpen. De minste klasse is afgelegen en meestal onbebouwd om de grond rust te geven. Deze gronden vinden we in Gortel, Tongeren en de Heide. De betere gronden zijn of geschikt voor tarwe, haver, gerst en aardappelen en bestaan uit goede zandgrond of kleiachtige grond, of als de middelste klasse alleen geschikt voor boekweit en rogge, maar dan zeer gunstig gelegen ten opzichte van de bewoning. Hier en daar werd op de betere gronden ook vlas, klaver, paardebonen, erwten en moesgroenten verbouwd. De kwalitatief betere kleigrond ligt aan de IJsseldijk en bij Oene, de gunstig gelegen gronden liggen bij de dorpen Epe en Oene.
De tuinen zijn veel meer waard: 28 tot 45 gulden, in drie klassen verdeeld. De beste hiervan hebben veel vruchtbomen en een besloten ligging binnen een gracht en haag. De minste hebben schrale grond en moeten sterk bemest worden. Boomgaarden leveren nog meer op: 40 tot 60 gulden. De betere liggen op de beste kleigrond langs de dijk en zijn bovendien ook nog zeer geschikt voor beweiding. De andere liggen op zandgrond. Ook uiterwaarden vormen een kostelijk bezit. Met name de lage delen die jaarlijks door de rivier worden "besproeid" en jaarlijks kunnen worden gehooid: ze brengen 50 gulden op. De wat hogere delen met zanderige grond en mindere opbrengst, die slechts om het jaar kunnen worden gehooid, leveren nog altijd 36 gulden op.
De weilanden variëren in vijf klassen in belastbare opbrengst van 4 tot 30 gulden per hektare. De beste zijn dus iets meer waard dan de beste akkers en liggen in het Dijkkerrot, Oenerbroek of langs de Terwoldse Wetering. Ze kunnen jaarlijks gehooid worden. Zeer gunstige ligging bij het dorp Epe resulteert ook in indeling bij de beste klasse. De tweede klasse ligt voornamelijk in het Oenerbroek en gunstig dichtbij de eigenaar of gebruiker. De wat mindere gronden liggen in het Eper en Vemderbroek en de minste voornamelijk in het Emster en Vossenbroek. Ze zijn nat, kunnen daarom niet beweid worden en bezet met gagel en waterplanten of juist hoog en heideachtig. Soms is hetgene dat er gehooid wordt alleen maar bruikbaar als strooisel.
Alle "bosschen" bestaan uit hakhout in vier klassen onderverdeeld van 5 tot 26 gulden, vergelijkbaar dus met bouwland en vaak ook gegroepeerd rondom de landerijen. De beste zijn goed bezet met eiken en liggen over de gemeente verspreid als heggen rond de beste akkers en kunnen eens in de acht jaar gekapt worden en leveren dan prima schilhout op. De wat mindere zijn niet alleen eiken, maar vermengd met els en berk en staan op schraler grond. De minste bestaan niet uit eiken doch uit els en weekhout en liggen in Tongeren en vooral Gortel.
Wat wij nu bos noemen is aangeduid met "dennebossen" en zij variëren in belastbare waarde van 2 tot 10 gulden, waarbij de minste op schrale grond in de heide staan en de beste op -voor dennen- betere grond verspreid over de gemeente voorkomen. Heidegronden lopen in belastbare opbrengst uiteen van een kwartje tot een daalder per hektare in het jaar. De meeste bossen van nu zijn in 1830 nog heidevelden. Het terrein van vermaak van Rauwenhof en de erven van de huizen worden getaxeerd op de waarde van de beste akkers, namelijk 28 gulden. De uitwateringen werden belast met een kwartje, maar het kanaal "De Nieuwe Vaart", in eigendom bij Z.M. de Koning met negen gulden. Blijkbaar maakte men zich nogal grote voorstellingen van de opbrengsten van de sluisgelden. Dijkhellingen met wilgebomen beplant en geschikt voor weiderij moesten 16 gulden opleveren en moerassen en kolken 2 gulden.

5 De gebouwde eigendommen
De gebouwen in Epe - Oene zijn allereerst te verdelen in huizen en bedrijfsgebouwen. Hierbij moet men zich er wel van bewust zijn, dat boerderijen en winkels altijd onder de verzameling huizen vallen en dus niet apart zijn vermeld. Voor boerderijen zou dat trouwens een onmogelijke opgave zijn geweest. Iedereen hield immers wel enkele dieren en verbouwde wat groente.
De belastbare opbrengst van de huizen loopt uiteen van f 3 tot f 120. Beide dorpen, zowel Epe als Oene hebben een belastingvrije kerk met kerkhof en pastorie. In de sectie U, even buiten de kern van het dorp Epe, ligt bovendien een nieuwe begraafplaats, die in 1829 van rijksoverheidswege verplicht was gesteld voor kernen groter dan 1000 inwoners. In plaatsen van die omvang mocht niet meer rond de kerk worden begraven. Extreem grote huizen van het kaliber van de Cannenburch (f 270) komen in Epe of Oene niet voor. Het ene huis van 120 gulden staat op het landgoed Tongeren. De overige wat duurdere huizen vinden we voornamelijk in het dorp Epe, sectie U, alsmede enkele in Dijkhuizen, Zuuk, Oene en het Horthoekerrot. De meest armoedigste huisjes van drie gulden zijn met een aantal van 77 sterk vertegenwoordigd. Het zijn hutten van leem en stro. Heel veel ervan zijn terug te vinden in de sectie T Wissel, namelijk 22 stuks. De klasse van 6 en van 9 gulden stelt ook weinig voor. Pas de woningen van 15 gulden worden aangeduid als "een daglonerswoning met één vertrek doch overigens in goede staat". In Tongeren, sectie S, zijn er geen huizen vertegenwoordigd van de laagste twee klassen. Helemaal geen, of nauwelijks huizen zijn er te vinden in de uitgestrekte secties met heide en bos op de hoge zandgronden: A de Wolberg, P de Heide en R het Gortelsche Bosch, alsmede in het laag gelegen Oenerbroek sectie G. Op de heide vormen de kleine buurtschappen secties S Tongeren en Q Gortel enclaves met een groepje huizen.
De twee waterkorenmolens zijn iets zwaarder belast dan de ene windkorenmolen, resp 180, 160 en 140 gulden. De eerste, de Wisselse waterkorenmolen (T 522) ligt op de Klaarbeeek, heeft twee paar maalstenen en is tegelijk moutmolen en verkeert in een zeer goede staat. De windkorenmolen staat in Oene (D 16) en moet blijkens de driehoeksmeting een standerdmolen zijn. Hij was in een "onaanzienlijken en bouwvalligen staat". Er zitten twee paar molenstenen in en een paar pelstenen. De Zuuker korenmolen (L 681) ligt eveneens op de Klaarbeek, maar dan een eind stroomafwaarts. Er zijn twee paar molenstenen in en hij verkeert in een zeer goede staat.
De tien papiermolens variëren in belastbare opbrengst van 140 tot 180 gulden met één uitschieter naar beneden van 80 gulden. Deze laatste staat in Wissel en is in 1823 gebouwd en in 1841 weer afgebroken. Het is een wrijfmolen, waarin alleen een maalbak of Hollander staat, namelijk sectie T nr 358 en is eigendom van Henricus Poll, evenals de drie andere papiermolens en de graanmolen in Wissel.
De kopermolen in Zuuk aan de Klaarbeek (L 611 en 613) is de topper onder de bedrijven met een belastbare opbrengst van f 550. Het bestaat uit twee gebouwen, met elk drie waterraden. De drie raderen van L 611 zijn beurtelings in beweging één van de raden is voor het hamerwerk, één voor een blaasbalg van de smeltoven en één voor de blaasbalgen van de gloeioven. Van de drie raderen van het andere molengebouw, L 613, dienen er twee om het stel cylinders in beweging te brengen en één voor een blaasbalg van een smeltoven waarin het "schuim of het zoogenaamd aftreksel" in gesmolten wordt. Voorts was er een kolenmagazijn onder het erf van het huis. De gebouwen zijn enigzins verouderd en men werkt er met een meesterknecht en vijf werklieden. Er gaat jaarlijks 30 à 40.000 kg koper om, hetwelk naar Amsterdam gaat, alwaar het bij gebrek aan direkte handel, in pakhuizen wordt opgeslagen. De centenknipperij (L 682) is een door twee raderen gedreven molen die bij dit bedrijf hoort. Hier kunnen cirkelvormige plaatjes koper uit grotere platen worden gestanst, om vervolgens in ´s Rijksmunt tot munten te worden geslagen. Het bedrijf ligt op het moment van de taxering voor het kadaster sinds twee jaar stil en heeft een belastbare opbrengst van f 60.
De verspreiding van de watermolens over de kadastrale gemeente heeft te maken met de ligging van de beken. De Dorper Beek van Epe heeft geen molens. Erg vaak is er zeer weinig water in deze beek.
De kerken van de hervormde gemeenten van Epe en Oene zijn onbelast. Van die van Oene is de buurtschap "Het Dorp van Oene" de eigenaar. De roomsen van Epe komen bijeen in een huis van d´Isendoorn à Blois (U 854), dat jaarlijks f 21 belasting opbrengt. In 1847/1848 zal hier een echte kerk worden gebouwd. De school van Oene, eigendom van het St Anthoniegilde van Oene, is onbelast, evenals de school van Epe, eigendom van het Ambt Epe.

6 De eigenaren
Bijna zevenhonderd eigenaren hebben eigendommen liggen in Epe - Oene. Eigenaren van binnen de gemeente zelf, maar ook van buiten. Partikuliere personen, maar ook instellingen. Eigenaren die erg veel bezaten, maar ook die niet meer bezaten dan het huis waarin ze woonden of een stukje grond.
De meeste eigenaren wonen onder Epe, onder Oene al veel minder en waar de rest vandaan komt blijkt uit de volgende tabel.

Tabel herkomstplaatsen eigenaren

Epe 64%
Oene 14%
Vaassen 5%
Olst 4%
Heerde 2%
Elburg 1%
Veessen 1%
Terwolde 1%
Overige 8%


De overige plaatsen, waar een aantal van één tot vijf eigenaren wonen, zijn: Nijbroek, Twello, Voorst, Apeldoorn, Beekbergen, Nunspeet, Elspeet, Doornspijk, Oldebroek, Wijhe en Vorchten, alsmede Deventer, Zutphen, Arnhem, Nijkerk, Harderwijk, Kampen en Zwolle, en tenslotte Amsterdam, Ath en Londen.
Een grote partikuliere eigenaar is ook hier - niet alleen in Vaassen - F.C.T. Baron d´Isendoorn à Blois. Hij bezit bijna 300 hektare land en bijna twintig huizen, waaronder nota bene een kerk met erf (U 854). Bekend is dat de Isendoorns katholiek zijn en in Vaassen de roomse gemeente steunen. Zij deden dat dus ook in Epe. Overigens is deze kerk niet onbelast, omdat het deels een gewoon huis is.
Een kleine eigenaar is bijvoorbeeld Lubbert van Gortel, die in Gortel een huis met erf en een stukje bouwland bezit van samen ongeveer een halve bunder.
Tussen de grondbezittende instanties treffen we er aan die nog van eeuwen her dateren, maar thans niet meer voorkomen. Dat zijn bijvoorbeeld het Lichtmisgilde van Emst, hetwelk enkele percelen bouwland bezit, groot samen bijna een hektare. Het Eperdorper Lichtmissen gilde heeft nog geen hektare in eigendom. Het Lichtmissengilde van Westendorp is iets rijker. Een ander, gilde, zoals het Sint Anthoniegilde van Epe, bestaat nog steeds. Een enkele is recent nieuw leven ingeblazen: het Sint Martensgilde van Zuuk. Tot de eigendommen van dit Sint Martensgilde behoren overigens ook ongeveer een tiende gedeelte van de percelen die worden genoemd bij Aart Jonker en consorten. Dit blijkt uit een transportakte van 1846 (nr. 99) voor de notaris van Epe.
Het Sint Anthoniegilde van Epe is goed voor meer dan 25 hektare meest bouwland en hakhout en een huis. Ook Oene kent een St Anthoniegilde, dat bijna acht hektare bezit, waaronder een huis en .... de school van Oene. Deze laatste is onbelast.
Kenmerkende instanties voor de Veluwe zijn de buur(t)schappen. De buurschap van het Dijkerrot is eigenaar van de IJsseldijk, een stukje weiland en een bosje. Deze situatie, dat een buurschap eigenaar is van de bandijk, gaat terug op de middeleeuwen. Iedere gemeenschap zorgt dan voor zijn eigen stuk dijk. Intussen is het in de 19de eeuw uiteraard wel zo, dat de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de bandijk als hoofdwaterkering inmiddels bij de Polder Veluwe ligt, maar eigenaar is dat instituut dus niet van de dijk! Waarschijnlijk gebruiken de geërfden in het Dijkerrot de dijkhellingen voor gemeenschappelijke beweiding. De buurtschap van Emst bezit meer dan 900 hektare. Het bezit bestaat uit heide, veel wegen en uitwateringen, een flink aantal schuren, enkele schaapskooien en hooibergen en een aantal stukken bos en weiland. Een aantal buurtschappen, en dan met name Emst en Zuuk, hebben van veel van hun percelen het recht van opstal en het recht van "opstand", (= het recht van bepoting) verpacht.
Al klinkt het voor sommigen misschien niet zo, ook "Het dorp van Epe" is een buurschap. De grootte van de bezittingen is veel kleiner dan die van Emst, maar de soorten van eigendommen zijn er wel mee te vergelijken, afgezien van het feit, dat door de lagere ligging Emst meer uitwateringen bezit. Behalve het dorp van Epe is er ook nog een eigenaar "het dorp van Epe en consorten", welke ruim 50 bunder heide en weiland bezit. Mogelijk wordt met de "consorten" die inwoners bedoeld die niet geërfden zijn. Als opmerkelijk eigendom geldt de pas aangelegde begraafplaats buiten het dorp, die blijkbaar eigendom is van "Het Dorp" en niet van de gemeente. De (burgerlijke) gemeente Epe wordt nog aangeduid met de rond 1826 afgeschafte ouderwetse benaming "Het Ambt van Epe", hetwelk frappant genoeg behalve de school nauwelijks bezittingen heeft. Alle openbare wegen zijn nog in handen van de buurschappen, een situatie die teruggaat op vorige eeuwen. De buurtschap van Lohuizen is inmiddels geïncorporeerd in die van het Dorp Epe. Dat geldt ook voor Dijkhuizen en Norel in dat van Vemde. Dit laatste consortium bezit ruim 200 hektare aan voornamelijk heide en wegen. De buurtschap van Wissel is met 250 hektare weer een iets grotere eigenaar. Nog weer groter zijn de bezittingen van de buurtschap Zuuk: ruim 300 hektare.
De gemeenschappelijke bezittingen van de rechthebbenden op het Gortelse bos staan op naam van Lammert van Gerrevink en consorten. Ze bestaan voornamelijk uit heide wegen, hakhout en bos gelegen in de secties Q Gortel en R Gortelse Bos en beslaan bijna 900 hektare. De buurschap Gortel bezit voornamelijk heide en wegen in de secties P, de Heide, Q, Gortel en R, Gortelse Bos, met een oppervlak van meer dan 500 hektare.
De buurtschap van het Horthoekerrot heeft ruim tien hektare weiland, heide, weg, hakhout en bos in de eigen sectie H liggen. Het Dorp Oene, ook een buurtschap, bezit niet alleen 55 hektare heide, weiland, bouwland, uitwatering, moeras en schuren, maar ook de kerk en het kerkhof! Deze laatste zijn onbelast.
De buurtschap van Tongeren bezit heide en wegen ter grootte van 175 hektare, grotendeels in de sectie S Tongeren. Een andere eigenaar in Tongeren is de weduwe van Peter Goossens van Tongeren. De meeste overige gronden in die sectie zijn in handen van leden van de familie Rauwenhoff, die hun bezit uitbreiden en van Tongeren een landgoed zullen maken. Hiermee is de lange lijst van buurtschappen de revue gepasseerd.
De hervormde kerk van Epe is aan bezittingen even rijk als een flinke boer. Het meeste is bouwland en hakhout en relatief weinig weiland. Eén huis bezit de kerk, alsmede uiteraard het kerkgebouw en kerkhof. De laatste twee zijn onbelast. De Pastorie van Epe is van oorsprong de instantie die de bezittingen beheert waaruit de pastoor, na de hervorming rond 1580 de predikant, wordt onderhouden. De soorten van eigendom van de pastorie zijn te vergelijken met die van de hervormde kerk. Het totaal is wat kleiner: 35 tegen 54 hektare. Het ene huis dat de pastorie bezit is de predikantswoning. Dit huis heeft een koepel in de tuin die apart wordt genoemd (U 877). De koepel is gebouwd als werkplek voor de schrijfster Elisabeth Maria Post die in Epe in 1812 als predikantsvrouw is overleden. Het hebben van een dergelijke koepel was voor schrijvers in die tijd erg "in". Betje Wolff en Aagje Deken, bekenden van Post, hadden er ook een. Voor de kosterij van Epe geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor pastorie, alleen de kosterij bezit nog geen hektare grond, dus lang niet genoeg om de koster van te onderhouden en te huisvesten. Misschien is dat eerder wel zo geweest. De kosterij van Oene heeft iets meer en bezit bovendien een huis. De pastorie van Oene bezit een onbelast huis en 30 hektare meest bouw- en weiland en hakhout.
De diakonie van Epe heeft nog meer eigendommen dan de kerk: bijna 60 hektare. Behalve bouwland en hakhout, enz. vielen hieronder ook zestien huizen die ongetwijfeld voor weinig of niets aan arme mensen werden verhuurd. De diaconie van Oene bezat vijf huizen en bijna 20 hektare grond. De Rooms Catholieke Armen van Epe bezaten wat landerijen en een huis. De kerk van Oene bezit 34 hektare, meest in de sectie D Oosteroene en E Oene, maar ..... geen kerk, want die is eigendom van de buurschap het Dorp van Oene! Zelfs de diaconie van Vaassen bezit nog ruim een bunder grond in de sectie N Bloemendaal, alwaar "het Gild van Vaassen" ook enige grond heeft liggen.
Verdere eigenaren van religieuze oorsprong, waarvan de opbrengsten naar goede doelen gaan, zijn: de Grote St Catharinavicarie van Epe, de Grote vicarie van Epe en de Kleine St Catharinavicarie (van Epe). Oene heeft een St. Jorisvicarie.
Een grootgrondbezittende instantie wordt gevormd door de Domeinen. Dit instituut mag zich eigenaar noemen van meer dan 3500 hektare grond die overigens voor het overgrote deel bestaat uit heidegrond van de minste soort in de secties A de Wolberg en P de heide, welke hoegenaamd niets waard is. Deze heidegronden zijn in 1843 aan de gemeente Epe verkocht. De Domeinen zijn voorts eigenaar van het recht van visserij in de IJssel, van het Kanaal en van enkele percelen weiland in sectie C Dijkhuizen.
Het Feithenhof te Elburg is met vijf huizen, enkele schaapskooien en ruim 85 hektare bouwland, weiland, hakhout en bossen, etc. een rechtspersoon van buiten die hier veel eigendommen heeft liggen.
De bierbrouwer te Epe met de toepasselijke naam Aardt Brouwer is niet alleen eigenaar van de bierbrouwerij Het Anker (sectie U 525), maar bezit daarnaast over de vijftig hektare aan weiland, bouwland en hakhout en diverse huizen. Brouwer piept dat de omzet van zijn brouwerij erg wisselend is. Hij levert ook aan het Paleis Het Loo en als Zijne Majesteit de Koning niet vaak aldaar aanwezig is, loopt zijn jaaromzet terug tot tweederde van een jaar waarin de Koning meer frekwent op Het Loo is. Het verschil tussen goede en slechte jaren beloopt om die reden wel 400 vaten bier! Hij krijgt het voor elkaar dat de belastbare opbrengst van zijn brouwerij wordt teruggebracht van 120 naar 100 gulden. Niettemin zal Brouwer ongetwijfeld een goed belegde boterham hebben verdiend, al was het maar uit zijn overige bezittingen, die zijn te vergelijken met die van een grote boer.
Mensen zoals brouwer Brouwer die naast hun "eigenlijke" beroep tevens wat boeren zijn er veel, zoals winkelier Hendrik Jans Bijsterbosch te Epe, die weliswaar niet eens zelf een huis bezit, maar wel eigenaar is van ruim 5 1/2 bunder bouwland en hakhout. Hiermee te vergelijken is timmerman Derk Dalhuizen te Oene, die bijna 10 hektare weiland, tuin, bouwland en bos bezit. Het grondbezit van predikant Jacob Lohse van Vorchten, dat voornamelijk in sectie E -Oene- ligt, stemt hiermee overeen. Zijn bezit is binnen deze kadastrale gemeente drie keer zo groot als dat van zijn collega Leonardus Meenderink van Oene. Ook de schoolmeesters Berend Scholten van Oene en Jacob Pijkeren van Epe zijn grondbezitters, de eerste van twintig, de tweede van 5 1/2 hektare. Overigens wordt Pijkeren in zijn overlijdensakte karreman genoemd.
Jacob ´t Hoen, koopman te Amsterdam is eigenaar van de kopermolen, de korenmolen en van de centenknipperij te Zuuk. De korenmolen heeft hij verpacht aan Jan Lammert Koekkoek, de andere heeft hij zelf in exploitatie. Koekkoek is mogelijk de opvolger van de weduwe van Arend Heinen (korenmolenaar in Zuuk en overleden 1825) die als "molenaarster" te Zuuk eigenaresse is van twee stukjes weiland en een stuk hakhout. De weduwe van Gerrit Witteveen is eigenaresse van de windkorenmolen te Oene. Zij heeft de molen zelf in gebruik, ongetwijfeld geassisteerd door haar zoon Peter Witteveen.
De hoogbejaarde kerkmeester Henricus Poll, die al bijna vijftig jaar als weduwnaar door het leven gaat, is met zijn kinderen eigenaar van alle vier papiermolens en de korenmolen in Wissel, alsmede van de bijbehorende beken. Het zijn dus alle watergedreven molens. Hij heeft ze successievelijk in het laatste kwart van de achttiende eeuw gekocht. In 1823 wordt het onroerend bezit van hem en de erfgenamen van zijn vrouw geschat op bijna f 29.000. De papiermolens zijn twee vijfbaks molens (T 354 en 355) en de Achterste Molen, een vierbaks molen (T 25), alsmede het vrijfmolentje (T 522). Jan Jonker (geboren 1797, Aartzoon), via zijn moeder kleinzoon van Henricus Poll en papiermaker te Epe, gebruikt de Zuidelijke en samen met Daniel Jonker het vrijfmolentje. Hij is zelf goed voor bijna 20 hektare grond, twee huizen, twee schaapskooien en een schuur. Daniel Jonker, schoonzoon van Henricus Poll, papiermaker, gebruikt de Noordelijke vijfbaksmolen. Zijn onroerend bzit is ongeveer zo groot als dat van zijn neef. De Achterste Molen wordt verpacht aan Klaas uit den Bogaard. De korenmolen (T 358) wordt gepacht door Dirk Witteveen.
Een andere Jan Jonker (Jzn, geboren 1786), papiermaker, is eigenaar en gebruiker van de papiermolen annex woning in Norel (B 318). Hij is verder eigenaar van enkele hektaren weiland, bouwland, hakhout en de molenbeek. (B 305bis).
Lammert uit den Bogaard, papiermaker te Epe, is eigenaar van de papiermolen B 335 en de molenbeek B 327bis en B 331bis. Opvallend zijn deze bis-nummers. Zij zouden er op kunnen wijzen, dat men bij de opmeting heeft getwijfeld over het feit of ze wel aparte eigendommen waren. Lammert heeft behalve de papiermolen nog zo´n zes bunder weiland, bouwland en hakhout. Ook papiermaker Johannes de Goeyen heeft behalve de papiermolen heel wat bouw- en weiland, zo´n 30 hektare. Hij is eigenaar en molenaar van de Nieuwe Molen (II) onder Emst (sectie M 1138). De molen heeft vier bakken met 22 hamers. Er is zelden gebrek aan water en alles is in prima staat. Vijf knechts helpen bij het maken van pakpapier.
Pieter Louis Berkhof, koopman te Epe, is eigenaar van papiermolen De Smallertse molen, de zuidelijke van de twee tegen over elkaar op dezelfde beek onder Emst, sectie M 1052. Het is een vijfbaksmolen met 26 hamers, welke hij geheel heeft laten opknappen voordat hij hem in 1854 verkocht. Berkhof is zelf niet papiermaker, Albert Feith, papiermaker te Epe is pachter. De andere Smallertse molen, (II bij Voorn) de noordelijke, is eigendom van Klaas Smink, papiermaker te Nunspeet, die de molen heeft verpacht aan Gerrit Hulstein.
Papiermaker Lammert Gerrevink te Epe, overleden 1831, heeft flink wat eigendommen, maar geen papiermolen in Epe. Hij is ook niet pachter van een Eper molen, maar molenaar en eigenaar van de molen De Dullink onder Heerde. Papiermaker Peter Herkert, pachter van de Nieuwe Molen (II) onder Emst (sectie M 1141), is zelf een kleine eigenaar: hij heeft slechts één perceel bouwland in Epe van nog geen halve hektare.
De meeste eigenaren die binnen de kadastrale gemeente wonen zijn landbouwer of (land-)arbeider. Er komen vrij veel renteniers voor, die beslist niet allen de indruk geven uitzonderlijk rijk te zijn, maar, zoals sommige weduwen, meer uit nood lijken te rentenieren. Het aantal timmermannen is veel hoger dan het aantal metselaars. Verder wordt de nijverheid vertegenwoordigd door de papiermakers. De kopermolenaar woonde niet binnen de gemeente en van de overige beroepsuitoefenaren mag men aannemen dat ze voor de lokale of regionale markt werkten.

Tabel met beroepen van eigenaren voorzover woonachtig binnen de kadastrale gemeente zelf

  aantal percentage
arbeider (dagloner, etc.) 151 36%
landbouwer 142 34%
rentenier 25 6%
timmerman 15 4%
landeigenaar 9 2%
papiermaker(-knecht) 8 2%
kleermaker 8 2%
bakker 8 2%
schoenmaker 7  
wever 5  
smid(-knecht) 5  
klompenmaker 4  
molenaar (niet papier-) 4  
slachter/(spek-)slager 4  
koopman 4  
logementhouder/herbergier 4  
winkelier 3  
schoolmeester 2  
metzelaar 2  
stroodekker 2  
kuiper 2  
heelmeester 1  
veearts 1  
burgemeester 1  
ambtsbode 1  
predikant 1  
tuinman 1  
brouwer 1  
wagenmaker 1  


7 Samenvatting en historische ontwikkeling
We hebben Epe en Oene in 1830 leren kennen als kleine agrarische gemeenschappen met een aantal kleine pré-industriële bedrijfjes en een bevolking die sterk verspreid over veel buurtschappen in het grote oppervlak woont. Voor de eerste levensbehoeften kan de bescheiden middenstand ter plaatse zorgen. In Oene kon men zijn graan op een gammele windkorenmolen laten malen en de Epenaren gingen hiervoor naar de waterkorenmolen in Wissel of in Zuuk. Er zijn twee lagere scholen, in elk dorp één. Slechts één is eigendom van de gemeente, de andere is van het St Anthoniegilde van Oene. Ondanks deze scholen zijn velen de schrijfkunst niet machtig. Twee middeleeuwse kerkgebouwen zijn er, eveneens in elk dorp één, beide behorend tot het hervormde kerkgenootschap. Partikulier initiatief van een rijke familie zorgt er voor dat ook de katholieken in Epe een bescheiden onderkomen hebben voor hun diensten. De Afscheiding rond 1835 levert in Epe een zeer kleine en in Oene een kleine afsplitsing uit de hervormde kerk op. In de jaren 80 van de negentiende eeuw ontstaat er tijdens de Doleantie een Gereformeerde Kerk in Epe. De buurschap het Dorp van Oene overleeft de opheffing ingevolge de wet op de markegenoostschappen van 1886, omdat het tevens dorpspolder is. De hervormde kerk blijft onder deze eigenaar geregistreerd, ook als de dorpspolder opgaat in de polder Veluwe. Pas in 1971 wordt de tenaamstelling van het kerkgebouw gewijzigd van het waterschap naar het kerkgenootschap.
Een gemeentehuis ontbreekt in 1830 nog. Ondanks dat de officiële staatsinrichting ze niet kent, vormen de buurtschappen nog een bestuurslaag die zich ontfermt over allerlei taken die nu tot die van de gemeente gerekend worden. Bijvoorbeeld het wegenonderhoud. Alle wegen en bruggen, uitwateringen, een begraafplaats en de IJsseldijk zijn in handen van de buurtschappen. Daarnaast bezitten ze uitgestrekte heidevelden voor gemeenschappelijk gebruik, alsmede hakhout en bossen. Bovendien is de buurtschap van Oene eigenaar van de kerk aldaar. De inbreng van de gemeente in het maatschappelijk leven is zodoende in 1830 veel meer bescheiden dan ze later zou worden. Zo wordt voor een andere overheidstaak: de brandweer, nog zwaar gesteund op het partikulier initiatief, in dit geval de brandspuit van de kopermolen in Zuuk. Wel zorgt de gemeente dan reeds voor het onderwijs, een taak die in voorgaande eeuwen nog grotendeels bij de kerken ligt. Lokale democratie is in de praktijk van 1830 nog ver te zoeken en vindt na wat tussenstappen eigenlijk pas zijn definitieve beslag in 1919 met de invoering van het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht.
Ruimtelijke ordening, in van overheidswege vastgelegde regels, is ondenkbaar in 1830. De kaart zoals we die voor ons zien, de spreiding van gebouwen, wegen en wat dan ook, is gegroeid door toevallige en niet toevallige omstandigheden en de behoefte van de mensen. Men kan bouwen waar en wat men maar wil, behalve dat rieten en strooien daken binnen de "bebouwde kommen" van de dorpen vanwege brandgevaar verboden zijn. In de loop van de tijd is dit totaal veranderd en heeft de gemeente een geweldige taakuitbreiding ondergaan. Hinderwetvergunningen zijn eind vorige eeuw ingevoerd, bouwvergunningen na 1900. Inmiddels is zelfs voor een landbouwbedrijf een milieuvergunning vereist en worden landbouwers met hun mestoverschotten als grote vervuilers bestempeld. Dat is in 1830 wel anders. Dan balanceert de boer met zijn gemengde bedrijf op een wankel mestevenwicht, waarbij hij steeds minder mest heeft dan hij zou willen. De uitgestrekte heidevelden worden mede hierdoor in stand gehouden, want vele schapen, die in de potstal voor de mest moeten zorgen, grazen er op en heideplaggen worden gestoken voor strooisel in de stal om de mest wat vulling te geven. Jonge opslag van boompjes krijgt zodoende geen kans. De imkerij met bijen die de bloeiende heide afzoeken naar honing levert bijverdienste op. Alleen een Rauwenhoff, eigenaar van het landgoed Tongeren, kan zich veroorloven mest per schip uit Amsterdam over de Zuiderzee, via de IJssel en het Kanaal aan te laten voeren. De komst van de kunstmest rond 1900 gaf gelegenheid om het meeste van de heide om te zetten, te ontginnen, in produktiebossen, waardoor de aanblik van het land sterk is gewijzigd. Thans kan het instandhouden van een klein gedeelte heide alleen met grote inspanning gebeuren.
Het bevolkingsaantal is sinds 1830 verveelvoudigd en daarmee is ook het ruimtebeslag door woningen sterk toegenomen. Deze bewoning wordt door overheidsbeleid met name geconcentreerd in het dorp Epe. Eén buurschap, Emst, krijgt in 1836 een school en is in de jaren zestig van de negentiende eeuw dankzij de komst van een hervormd kerkgebouw reeds uitgegroeid tot een dorp. De scholen van 1830 zijn openbaar, maar worden geacht in de toenmalige christelijk georiënteerde maatschappij een christelijke opvoeding te geven. De gemeente benoemt de onderwijzers. De schoolstrijd van rond de eeuwwisseling leverde een tweedeling in bijzonder - openbaar onderwijs op. Het onderwijs heeft in de afgelopen eeuw een geweldige vlucht genomen, die deels door schaalvergroting ook al weer op zijn retour is. Lagere scholen, maar ook vervolgonderwijs is er in allerlei soorten en maten bijgekomen en gedeeltelijk al weer verdwenen. In 1830 wordt er niet (bewust) gesport. Vrije tijd bestaat dan alleen uit 52 zondagen, wanneer de meesten ter kerke gaan en uitrusten van de zesdaagse werkweek van elke dag tien tot twaalf uur arbeid. Naderhand komt er veel meer vrije tijd en veel meer welvaart. Dan zien we dat sportvelden, -zalen en -hallen in de loop van de twintigste eeuw en dan met name na de Tweede Wereldoorlog op de kadastrale kaart verschijnen. De schietbaan is daarvan één van de eerste, maar is na betrekkelijk korte tijd veranderd in een voetbalveld.
Er is al sinds de zeventiende eeuw enige nijverheid aanwezig in de vorm van papiermolens. Deze molens draaien op de kracht van het water dat wordt gewonnen uit de beken die het landschap van west naar oost doorsnijden. Deze beken leveren ook het schone proceswater dat voor de fabricage van papier nodig is. In Epe zijn er in 1830 tien papiermolens. Daarnaast is er de bierbrouwerij, de kopermolen met centenknipperij te Zuuk, een leerlooijerij te Oene en verspreid drie korenmolens. De papiermakerij is in zijn geheel teloorgegaan als gevolg van de mechanisering in grote papierfabrieken elders, maar een aantal bedrijven zijn overgestapt op andere produkten. Nogal wat zijn omgezet in wasserijen. Eén wijerd (=spaarbekken) van een molen is omgebouwd tot natuurzwembad. De bierbrouwerij Het Anker wordt eind negentiende eeuw omgezet in een zuivelfabriekje. Het is de tijd van de opkomst van de zuivelindustrie. Ook de centenknipperij is eerst zuivelfabriek Gelria geworden. Later is het de V.M.I, een bedrijf voor machines voor autobandenfabricage.
In 1878 strijkt drukkerij Hooiberg in Epe neer, welke vrijwel meteen begint met de uitgifte van een krant: "Het nieuws- en advertentieblad voor Epe, Heerde en omstreken". Jarenlang een begrip voor de Eper samenleving.
De Nieuwe Molen onder Emst is uiteindelijk begin deze eeuw de verbandwattenfabriek van Utermöhlen geworden, welke ook profiteerde van de ligging bij de spoorlijn. Dit bedrijf heeft een eigen aftakking. In Epe zijn er vanaf het moment van de opening van de spoorlijn een aantal exportslachterijen snel tot bloei gekomen. De klompenmakerij in Oene heeft zich weten te handhaven, maar heeft deels inmiddels ook een toeristische functie.
De aanleg van het Kanaal in 1829, de aanleg van de Grintweg van Hattem naar ´t Loo in 1844, en met name de aanleg van de spoorlijn Zwolle Apeldoorn in 1887 heeft Epe uit zijn isolement gehaald en de bedrijvigheid bevorderd. Dusdoende heeft bijvoorbeeld de toeristenbranche een grote vlucht genomen. Na de Tweede Wereldoorlog is de automobiliteit zeer sterk toegenomen, wat de aanleg van de A 50 tot gevolg heeft. Voor deze weg zijn in de dertiger jaren reeds plannen gemaakt. Het tracé is toen ten westen van Epe geprojecteerd. Dit niet uitgevoerde tracé heeft wel sporen achtergelaten in de kadastrale registers rond 1942 in de vorm van een voor Epe nieuwe eigenaar: Rijks Waterstaat, die gronden verwerft en huizen afbreekt in een langgerekte strook.

De kadastrale gemeente Vaassen rond 1830

Inleiding
De kadastrale gemeente Vaassen maakt deel uit van de burgerlijke gemeente Epe. De grenzen daarvan vallen samen met die van het aloude ambt Epe. Met ingang van 1 januari 1809 vinden enige gebiedswijzigingen plaats:. Vaassen wordt van het ambt Epe afgescheiden en bij het ambt Het Loo gevoegd. Bij Epe komen dan Nijbroek en Welsum. De inlijving bij Frankrijk brengt in 1811 een nieuwe bestuurlijke indeling. De mairie Epe valt dan samen met het kerspel van die naam. De mairie Vaassen omvat als gevolg daarvan de kerspelen Vaassen en Oene. De indeling blijft in wezen tot 1 januari 1818 bestaan, wanneer de beide gemeenten Epe en Vaassen worden samengevoegd tot het schoutambt Epe. Sindsdien is de gemeente Epe weer één bestuurlijk geheel. Het tijdelijk samengaan van Vaassen met Oene heeft geen gevolgen gehad voor de begrenzing tijdens de kadastrering van de kadastrale gemeente later. Vaassen wordt een aparte kadastrale gemeente en Epe en Oene vormen samen de kadastrale gemeente Epe en Oene. Binnen de kadastrale gemeente Vaassen ligt zodoende slechts één kerkdorp. Het later ontstane kerkdorp Emst valt binnen de kadastrale gemeente Epe en Oene Het grondgebied van de kadastrale gemeente Vaassen heeft een langgestrekte vorm. Globaal is de lengte van west naar oost dertien kilometer en van noord naar zuid drie en een halve kilometer. Van west naar oost is het hoogteverschil ongeveer 55 meter; Het hoogste punt in het westen ligt omstreeks 60 meter boven N.A.P., Het laagste in het oosten circa vijf meter. Dit hoogteverschil heeft niet alleen gevolgen voor het grondgebruik, maar het schept bovendien de mogelijkheid het water van de beken als energiebron voor de nijverheid te gebruiken. Langs de oostelijke rand van het hoge deel van de Veluwe treft men het gebruik van water als energiebron veelvuldig aan, bijvoorbeeld in Heerde, Epe, Vaassen en Apeldoorn. Vaassen heeft ten tijde van de kadastrering twintig watermolens, waarvan zestien ten behoeve van de papiermakerij. Toch is Vaassen dan nog voornamelijk een agrarisch dorp. Sedert 1829 verbindt het Apeldoorns Kanaal met de IJssel en de IJsselsteden Zwolle en Kampen en vandaar verder over de Zuiderzee met het westen van Nederland, want vanuit Kampen vaart een beurtveer op Amsterdam. Het isolement van de Oost-Veluwe is door de aanleg van het Apeldoorns Kanaal doorbroken, want voordien moest men eerst naar Elburg lopen om daar op de boot naar Amsterdam te stappen. In 1844 wordt het isolement nog verder teruggedrongen doordat de weg van Hattem over Vaassen naar Het Loo met grind wordt verhard waardoor de begaanbaarheid in alle jaargetijden verbeterd. De aanleg van de spoorlijn Zwolle-Apeldoorn echter laat dan nog 43 jaar op zich wachten.

De grenzen van Vaassen
Het grondgebied van Vaassen grenst aan vier gemeenten. Ten noorden ligt de kadastrale gemeente Epe en Oene en ten oosten de kadastrale gemeente Nijbroek die deel uitmaakt van de burgerlijke gemeente Voorst. In het zuiden grenst Vaassen aan de burgerlijke gemeente Apeldoorn -waartoe ook de kadastrale gemeente Beekbergen behoort- en in het westen is nog een korte grens met de kadastrale gemeente Nunspeet, die dan behoort tot de burgerlijke gemeente Ermelo. In de vrij regelmatig lopende grenzen is een opvallende inham aan de zuidkant van Vaassen. Het betreft een stuk grond dat aan stadhouder Willem III is verkocht. Naderhand is daar een eendenkooi ingericht.’ Dit gebied is later via de heerlijkheid Het Loo bij de gemeente Apeldoorn ingedeeld. De kadastrale gemeente Vaassen is in 1832 in acht secties verdeeld. De secties worden aangeduid met hoofdletters en een naam. De volgende secties komen in Vaassen voor: A Het Broek B De Ganzen Emmer C Het Dorp D De Wanenk E De Heide F Niersen G De Cannenberg H Hegger Enk De secties krijgen voor de inwoners herkenbare namen. Dat men hier niet altijd in is geslaagd, blijkt uit de namen van sectie B en sectie G. Sectie B is genoemd naar de boerderij de Ganzenebbe, maar de naam is verbasterd tot Ganzen Emmer. Sectie G heeft biij de kadastrering de naam de Cannenberg gekregen in plaats van de Cannenburch zoals het kasteel heet. In deze sectie bezitten de heren van de Cannenburch ruim 83% van de totale oppervlakte. De in het westen gelegen sectie E(de Heide) is de grootste sectie met een oppervlakte van 1791 hectare,. Dat het hier uitgestrekte percelen betreft -meest heide- moge duidelijk zijn. De kleinste sectie, met een oppervlakte van 146 hectare, is de meest centraal gelegen sectie C (het Dorp). Deze sectie is het meest verkaveld: 541 percelen. Het hoogteverschil en de waterstaatkundige toestand zijn er de oorzaak van dat er grote verschillen bestaan tussen de hoge, droge, westelijke secties, de in het midden gelegen en de lage, natte secties in het oosten.

De soorten van eigendom
Het eigendom wordt verdeeld in twee categorieën: ongebouwd en gebouwd. Binnen beide categorieën vindt een onderverdeling in soorten plaats. Deze “soorten van eigendom” worden ingedeeld in klassen die elk een eigen tarief voor de grondbelasting hebben. De tarieven voor de verschillende soorten van ongebouwde eigendommen variëren per hectare van f 0,25(voor heide en zand van de derde klasse) tot f 40,=(voor tuinen van de eerste klasse). De bouw-, hooi- en weilanden zijn in vijf klassen verdeeld. De tarieven voor de bouwlanden zijn gelijk aan die van de hooi- en weilanden, ze variëren per hectare van f 3,= voor de vijfde klasse tot f 22,= voor de eerste klasse. De tuinen, verdeeld in drie klassen, worden het hoogst gewaardeerd: het tarief per hectare is respectievelijk f 24,=, f 34,= en f 40,=. De bossen, ingedeeld in 4 klassen, verschillen evenals de bouw-, hooi- en weilanden per klasse behoorlijk in waarde: het tarief varieert van f 4,= tot f 24,= per hectare. Opvallend is dat het tarief per hectare voor bos van de eerste klasse (f 24,-) iets hoger dan voor bouwlanden van de eerste klasse (f 22,=) Dennenbossen zijn apart vermeld op de Tarieflijst. Ze zijn ingedeeld in drie klassen en tamelijk laag gewaardeerd: f 2,= tot f 8,= per hectare. In de oostelijke, lager gelegen, drassiger secties A (het Broek) en B (den Ganzen Emmer)) liggen de hooi- en weilanden. In sectie F (Niersen) overheersen de bouwlanden. In sectie E (de Heide) komt naast heide ook hakhout en dennenbos voor. Ander grondgebruik is in die sectie nauwelijks van betekenis. Het aanzien van deze sectie is nadien totaal veranderd. Waar nu bossen zijn, lagen in 1832 nog uitgestrekte heidevelden met fraaie vergezichten en hier en daar wat hout gewas. De gegevens van het Kadaster bevestigen dit beeld: in sectie E ligt 1528 hectare heide tegen 227 hectare bos. Maar ook in de andere secties komt heide voor.Van het totale grondgebied van de kadastrale gemeente Vaassen beslaat de heide 51%.Uit vergelijking van de Tarieflijst van Vaassen met die van de kadastrale gemeente Epe en Oene blijkt dat de tarieven voor de heffing van de grondbelasting in Vaassen over het algemeen iets lager liggen. Zo zijn de bouw- hooi- en weilanden van de eerste klasse in Epe en Oene f 4,= per hectare hoger aangeslagen dan in Vaassen . Ook de ondergrond der gebouwde percelen (steeds klasse 1) wordt in Vaassen lager aangeslagen: f 22,= tegen f 26,= in Epe en Oene.

De gebouwde eigendommen
De Vaassense Tarieflijst vermeld twee soorten gebouwde eigendommen: huizen en molens. De huizen zijn verdeeld in 13 klassen, variërend van f 270,- voor de eerste klasse,tot en met f 3,- voor de laagste klasse. Veertien huisjes vallen in de laagste klasse.In de hoogste klasse (klasse 1) is kasteel de Cannenburch ingedeeld. Het is daarmee het hoogst aangeslagen particuliere huis in de burgerlijke gemeente Epe. De Hervormde pastorie (sectie C nr. 189), eigendom van de “Pastorie van Vaassen” en de Hervormde Kerk (sectie C nr. 57) eigendom van de “Kerk van Vaassen” zijn onbelast. De rooms-katholieke kerk die in 1832 op de Oosterhof is gebouwd, staat nog niet in de Kadastrale Legger, Eerste Gedeelte vermeld maar komt wel in de O.A.T. voor (sectie C nr. 437). Van de 232 belastbare huizen staan er 76 in sectie C, het Dorp. Van deze huizen staan de duurste aan de weg van Arnhem naar Zwolle. De huizen aan deze weg geven een gemiddeld belastbaar inkomen van f 45,-. De meeste eigenaren van deze huizen vallen onder de beroepscategorie (kleine) zelfstandigen:; het zijn bakkers en kooplieden en verder nog een herbergierster, een horlogemaker, een schilder, een schoenmaker en een winkelier. Maar ook de notaris en drie renteniers bezitten gebouwde eigendommen aan deze weg. Eén van deze drie renteniers, de wed. F. Palm, heeft er zelfs drie huizen in eigendom staan (sectie C nrs. 110, 112, en 125). Huizen van de laagste klasse (klasse 13) komen in deze sectie niet voor. Zij staan vooral in de sectie F (Niersen). Het zijn er in totaal zeven. In de omvangrijke sectie E (de Heide) komen slechts vier huizen voor die in de goedkopere klassen zijn ondergebracht, variërend van f 3,- tot f 15,-. Bij het huis sectie G nr. 83 -eigendom van F.C.Th. van Isendoorn à Blois- is in de Kadastrale Legger, Eerste Gedeelte aangegeven dat het een vrijstelling geniet voor het betalen van grondbelasting op het gebouwde eigendom. Deze vrijstelling is (om onbekende redenen) verleend over de periode 1829-1836 “In de O.A.T. wordt dit huis wèl vermeld met een belastbaar inkomen van f 36,=.In de totale optelling van het belastbaar inkomen volgens Tabel 2 is dit huis meegeteld. Op de grondbelasting van twee gebouwde eigendommen, staande in het centrum van Vaassen, wordt in 1833 -dus kort nà de inwerkingtreding van het Kadaster- voor een periode van acht jaar vrijstelling verleend. Het betreft de huizen die kadastraal geregistreerd staan als sectie C nrs. 64 en 96. De panden zijn naast elkaar gelegen en op 22 januari van dat jaar geheel. afgebrand. Bij wet van 28 maart 1828 (Staatsblad nr. 8) is onder andere bepaald dat vrijdom van grondbelasting op gebouwde eigendommen wordt verleend voor een tijdsduur van acht jaar indien een gebouw door brand (of andere rampen) is verwoest en er op hetzelfde perceel nieuwbouw plaatsvindt. De hoogst aangeslagen molens zijn de kopermolen en een koorn- en pelmolen, elk voor f 400,-. De papiermolens zijn in acht klassen ondergebracht, variërend van f 110,= tot f 360,=. Al deze molens worden door water aangedreven; de windkorenmolen is er dan nog niet. Alle zestien papiermolens zijn eigendom van de gebroeders van Isendoorn à Blois, de bewoners van kasteel de Cannenburch. Zij zijn gelegen in; sectie C (het Dorp) één; sectie D (de Wan Enk) één, sectie F (Niersen) vijf; sectie G (de Cannenberg) zes en sectie H (Hegger Enk) drie. Ze zijn gezamenlijk aangeslagen voor een belastbaar inkomen van f 3.310,=. Volgens de O.A.T. staan in Vaassen in 1832 in totaal twintig molens. Een aantal van deze molens staan met de naam op de minuutplans aangegeven

MOLENS TE VAASSEN MET DE EIGENAARS EN PACHTERS OMSTREEKS 1832

1. Papiermolens
Nummer, namen der molens eigenaren pachters
C 87 Dorpsemolen I F.C.Th. van Isendoorn à Blois W. Anthoon
D 222 Dorpsemolen II id. L. Mulder
F 6 Hofsemolen I id G. Roskam
F 91 Hofsemolen II id G. Mulder
F 25 Hattemsemolen id B. Terwel
F 54 Geelmolen I id H. Roes
F 62 Geelmolen II id H. Mentink
G 131 Het Kraaienest id K. de Graaf
G 178 Het Citadel id D. Smit
G 183 Brinkermolen I id M. Smit
G 197 Brinkermolen II id W.L.van Tongeren
G 226 Rollekootsemolen I id K. Kamphuis
G 227 Rollekootsemolen II id id
H 55 Hofsemolen I R.A.L. van Isendoorn à Blois G. v.d. Beld
H 60 Hofsemolen II id E. Montizaan
H 316 Oosterhofsemolen F.C.Th. van Isendoorn à Blois L. Aarnink
(ook Bloemkolksmolen)
2. Koorn- en oliemolen
B 111 Griftsemolen F.C.Th. van Isendoorn à Blois L. Koekkoek
3. Koorn- en pelmolen
G 81 Cannenburchmolen F.C.Th. van Isendoorn à Blois Wed. Koekkoek
4. Kopermolen
C. 537 A’damse kopermolen G. Kemper Z. Kemper
5. Eekmolen
H. 394 Griftsemolen F.C.Th. van Isendoorn à Blois L. Koekkoek

De rechten
Behalve het recht van eigendom komt in Vaassen in 1832 alleen nog het recht van opstal voor. In drie secties (C, D en F) hebben vijf grondeigenaren dit recht aan acht natuurlijke personen verleend. De opstallen zijn zeven huizen en één kopermolen. De molen (sectie C 537) die bekend staat als de Amsterdamse kopermolen is eigendom van de uit Amsterdam afkomstige Gijsbert Kemper. Het belastbaar inkomen bedraagt f 400,= . Op de overige zeven percelen zijn huizen gebouwd, het belastbaar inkomen daaruit varieert van f 3,= tot f 63,= F.C.Th. van Isendoorn à Blois heeft vier van de acht percelen waarop dit recht rust, uitgegeven. De landbouwer Albert Jans ten Hove heeft het kleinste perceel (sectie F nr.. 192, groot 1,16 are) waarop het recht van opstal rust, uitgegeven. Op dit perceeltje heeft Barth Cramer, de opstalhouder, een huisje gebouwd; het belastbaar inkomen is f 3,=. De Kadastrale Legger, Eerste Gedeelte vermeldt dat dit huisje bij de inwerkingtreding van het kadaster reeds is afgebrand.

De eigenaren
Onder de eigenaren bevinden zich dertien rechtspersonen, die samen 51% (1965 hectare) van de oppervlakte der gemeente in eigendom hebben. Eén rechtsper- soon; de armen van Vaassen en consorten, die in de Lijjst der Eigenaren voor- komt, heeft bij de inwerkingtreding van het Kadaster geen bezittingen meer. Het blijkt dat de “Gemeente Vaassen” in 1832 verreweg de grootste grondbezitter onder de rechtspersonen is. Zij bezit 94% van de door de rechtspersonen in eigendom gehouden grond. De “Gemeente Vaassen” is de benaming die bij de kadastrering wordt gebruikt voor de geërfden die ook worden aangeduid als “buurschap Vaassen”. De drie Vaassense Gilden bezitten in 1832 gezamenlijk bijna acht hectare. Inclusief het onroerend goed van de Gilden hebben de Vaassense kerkelijke en charitatieve instellingen binnen Vaassen ruim 78 hectare in eigendom, dat is bijna 4% van het totale grondbezit der rechtspersonen. De rechtspersoon met het minste grondbezit is de r.k. gemeente. Zij bezit slechts de grond waarop de kerk gebouwd is. Het grondbezit van de natuurlijke personen is, in volgorde van de grootte van het grondbezit, als volgt verdeeld: Van de natuurlijke personen bezit F.C.Th. Baron van Isendoorn à Blois (artikel- nummer 88) de meeste grond: ruim 570 hectare. De ongeveer 340 hectare, die bovendien op zijn naam zijn gesteld (artikelnummer 93) zijn niet zijn persoonlijk eigendom, het is nog onverdeeld (familie)eigendom. De toevoeging’en consorten’ achter zijn naam geeft aan dat er mede-eigenaren zijn. Dit bezit bestaat uit aan- delen in het Koningshout en het Vreebos. Het gaat om heidevelden, hakhout en dennen, merendeels gelegen in sectie E (de Heide) in het westen van Vaassen Hoe het aantal eigenaren zich verhoudt tot het grondbezit blijkt uit de diagram- men. 1 en 2. Van alle belastbare huizen, die Vaassen in 1832 heeft, bezit F.C.Th. Baron van Isendoorn à Blois er 36 waaronder het kasteel de Cannenburch (sectie G nr. 97) en twee zomerhuisjes voor eigen gebruik (sectie G nrs. 115 en 118). Van de twintig molens zijn er negentien eigendom van de gebroeders Van Isendoorn à Blois. Hiervan heeft Frederik Carel Theodorus er zeventien op zijn naam staan: één koorn- en oliemolen, één koorn- en pelmolen, één eekmolen’en veertien papiermolens’.Zijn broer Reinder Albert Lodewijk is eigenaar van één huis en de overige twee (Hofse) papiermolens met de beide daarbij behorende huizen (sectie H nrs. 55 en 60). Al deze molens, huizen en veel landbouwgrond zijn door de Isendoorns verpacht. De enige molen in Vaassen die niet in het bezit is van de Van Isendoorns -de al eerder genoemde Amsterdamse kopermolen- wordt in 1864 door F.C.Th. van Isendoorn à Blois aangekocht. Hierdoor komt een einde aan de koperfabricage die dan plaats maakt voor een grofijzersmelterij. Na de dood van Van Isendoorn komt de molen in bezit van F.J. Hallo, die vervolgens zijn eigendom in 1871 verkoopt aan de Amsterdammer J.R. Kemper. Kemper verpacht de molen aan M. van Delden, die er een papierfabriek begint. In 1899 is het een dubbelbedrijf: papierfabricage en wasserij. De wasserij van Van Delden is nog steeds op deze plaats in bedrijf. Sinds 1558 is het rooms-katholiek geslacht Van Isendoorn à Blois verbonden met het kasteel de Cannenburch, Frederik Carel Theodorus (1784-1865) die een centrale rol in het economische en maatschappelijke leven in Vaassen heeft gespeeld, is de laatste telg uit dit geslacht die eigenaar van. de Cannenburch is geweest. Zijn weduwe -de douarière Charlotte T.M.A. Barones van Oldeneel tot Oldenzeel (1809- 1881)- heeft tot haar overlijden op het kasteel gewoond. Daarna is het in vreemde handen overgegaan. In 1945 komt het kasteel onder beheer van Vrienden der Geldersche Kasteelen te Arnhem, die sedert 1951 eigenaresse is. Op de eerste verdieping van het kasteel is een huiskapel, die ook enige tijd heeft dienstgedaan als r.k. schuilkerk voor de dorpelingen. Vaassen heeft mede hierdoor voor Veluwse begrippen, een grote katholieke bevolkingsgroep behouden. In de Lijst der Eigenaren komt het beroep dagloner verreweg het meest voor: 64 eigenaren. Landbouwers en renteniers, respectievelijk 36 en 24 eigenaren volgen op de tweede en derde plaats. Karakteristiek voor Vaassen is het beroep papiermaker, 11 papiermakers bezitten onroerend goed in deze kadastrale gemeente en één papiermakersknecht heeft er het recht van opstal. Zeven van de elf papiermakers wonen in Vaassen, twee in Epe en twee in Apeldoorn. Deze beroepen worden uitgeoefend door inwoners van Vaassen én uitwonende eigenaren; de predikant der Waalsche Gemeente bijvoorbeeld woont in Arnhem.

Verleden en heden
In de agrarische gemeenschap Vaassen is al sinds de zeventiende eeuw nijverheid aanwezig in de vorm van papiermolens. Deze molens draaien op de kracht van het water dat wordt gewonnen uit de beken die het landschap van west naar oost door- snijden. Deze beken leveren ook het schone proceswater dat voor de fabricage van papier nodig is. In de zeven schoutambten.die tot het district Neder-Veluwe hebben behoord, komen in 1808 maar liefst 104 molens voor waarvan 75 papiermolens. Vaassen telt in dat jaar zestien papiermolens. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw is hieruit een behoorlijke bedrijvigheid gegroeid. Maar de papiermolens hebben het allemaal moeten opgeven door de concurrentie van de grotere machinale papierfabrieken. Voor de papiermakerij in de molens zijn echter andere activiteiten in de plaats gekomen. De gebouwen hebben een andere bestemming gekregen want zij lenen zich evenals het water uit de beken ook uitstekend voor het vestigen van wasserijen. Bovendien is in Vaassen de ijzer- en aluminiumindustrie geïntroduceerd en een chocoladebedrijf. In 1832 functioneert Vaassen nog vrijwel als tijdens de Republiek. In de loop van de 19e eeuw echter is het grondgebruik sterk veranderd. Veel heidevelden zijn omgezet in prductiebossen. De verdeling van de gemeenschappelijke gronden van de buurschap Vaassen (Gemeente Vaassen) heeft nog heel wat voeten in de aarde gehad evenals de overdracht van de door de buurschap beheerde wegen aan de gemeente. De akkerbouw is teruggelopen ten gunste van de veeteelt. Ook het areaal heide is afgenomen. Schapen zijn er bij lange na niet meer in de aantallen van destijds. Thans maakt kunstmest de agrariërs onafhankelijk van de organische mest uit de potstallen. De veeteelt staat niet langer ten dienste van de akkerbouw. Het dorp Vaassen is sterk uitgebreid en de bebouwing neemt een veel groter ruim-tebeslag in. Het aantal inwoners is sindsdien bijna vertienvoudigd: van 1.380 in 1825 naar circa 13.200 heden. Nauwkeurige bestudering van het geboden feitenmateriaal van 1832 geeft ons een beeld van een gemeenschap die in de 150 jaar nadien sterk is veranderd. Veel sterker ongetwijfeld dan in de 150 jaar ervoor. Zodoende hebben we een gedetailleerde blik op het Vaassen van 1832, maar evenzogoed van het Vaassen van het midden van de achttiende eeuw of van rond 1700. Het Kadaster kwam met zijn registratie als het ware precies op tijd. Aan het eind van een periode van tamelijk rustige ontwikkelingen en aan het begin van stormachtige veranderingen, is de toestand van de gemeente in een schitterend samenstel van documenten vastgelegd.

Met dank aan dhr. G. (Gerrit) Kouwenhoven streekarchivaris van de gemeente Epe, die mij toestemming gaf tot het plaatsen van bovenstaande “Geschiedenis” van mijn geboorteplaats Epe. (06-11-2008)

Kernen

Veluwse plaatsen

Nieuw