Op bijgaande fotokaart ziet u mooi roggeveld met de oogst in schoven opgesteld. Dat beeld is tegenwoordig zeldzaam, en dat is jammer. Dit doet me terugdenken aan mijn prille jeugd. Als kind liep ik dikwijls bij mijn opa Gerard Berghorst en opoe Wiechertje, die naast hun boerderij aan de Kerkstraat in Oene een groot perceel rogge hadden, met blote voeten over zo’n stoppelveld. Je maalde er niet om, die voetjes konden best wat hebben. In de zomer werd er geoogst. Rond de jaren vijftig en zestig oogstte mijn opa bijgestaan door een aantal buren, met de ‘zig en pikhaak’ de rogge met het handje. Hij veegde met zijn rode zakdoek menig zweetdruppel van zijn gelaat. Als opoe dan rond twaalf uur met een rieten mand met brood met daarover een blauw geruite theedoek, en een kan met koffie aan kwam zetten was het feest. Ik zie het nog zo voor me.
De fotokaart werd in 1950 uitgegeven door Hotel „Tongeren” in Wissel waar Jan Mas de chef-kok was, het laat de oogsttijd zien in het Wisselscheveld.
In het eerste couplet van het ‘Eper volkslied’ die zo'n 70 jaar geleden geschreven werd door Driesje Koopman, komt de ‘gulle’ rogge ook al aan bod.
“Epe mien därpien”
Woar de botterbluumpies en de margrieten bluuit,
Woar op ’t land die gulle rogge gruuit,
Woar nog mensen woon’n die tevrèèden bint,
Epe, da’s mien därpien woar ik geboor’n bin
Driesje Koopman. (04-03-1912 - 18-02-1991)